Het kiezen van de juiste verlichting is heel belangrijk voor het creëren van een goede sfeer. Een goed verlichtingsplan zorgt ervoor dat jouw zorgvuldig uitgekozen interieur het best tot zijn recht zal komen.
Ik geef je hieronder een aantal tips om van jouw lichtplan een succes te maken.

1. Waar heb ik licht nodig?

Voor je de verlichting koopt, is het belangrijk te weten waar je deze wilt plaatsen. En nee, je plafond moet niet vol spots zitten. integendeel!
Volgende vragen kunnen je hierbij helpen:

Waar heb ik werkverlichting nodig?
Boven je keukenaanrecht, in de badkamer of aan je bureau heb je goede verlichting nodig om praktisch te kunnen werken. Let hierbij op de plaatsing. Je wilt absoluut vermijden dat je schaduwen krijgt doordat je voor de lichtbron staat.
Wat wil ik uitlichten?
Heb je een mooi kunstwerk dat het verdient om in de spotlight te staan? Wil je graag een schilderij uitlichten? Of heb je een mooie designstoel die een prominent plaatsje krijgt in je huis? Het kan leuk zijn om de verlichting errond te beperken, en deze unieke stukken uit te lichten. Zo komen deze beter tot zijn recht.
Waar wil ik graag sferen creëren?
Het kan fijn zijn om op bepaalde plaatsen sferen te creëren. Dit kan door te werken met ledstrips, door een staande lamp te plaatsen of door te werken met dimmers.
Waar is mijn circulatie?
Met circulatie bedoel ik plekken om van de ene ruimte naar de andere te gaan. Gangen en trappen dus, maar het kan ook zijn dat je binnen een grote ruimte verschillende zones hebt. Hier heb je vaak een goede verlichting nodig, om te zien waar je gaat. Bekijk ook of het nuttig is om een minimale verlichting voor ’s nachts te hebben, al dan niet met bewegingssensor.

2. Speel met verschillende types verlichting.

Door enkel spots te gebruiken, zorg je voor harde schaduwen die op hun beurt voor onrust zorgen. Enkel indirecte verlichting is ook geen goed idee. De accenten vallen weg, en het interieur wordt heel vlak. Een goed verlichtingsplan, is een lichtplan waarbij je aandacht besteedt aan de verschillende zones en afwisselt met armaturen.

We hebben in stap 1 bepaald waar we allemaal licht nodig hebben. Nu gaan we bekijken welk type armatuur we willen gebruiken.

Algemeen licht kan je krijgen door spots of door led-strips. Een lichtplafond kan bijvoorbeeld een heel leuk detail zijn in een badkamer, en geeft een mooie egale verlichting. Sfeer en accenten kan je krijgen door bijvoorbeeld indirecte ledstrips, uplighters, richtbare spots of een staande lamp.

Belangrijk is af te wisselen en verschillende soorten te combineren. Zo krijg je leuke hoekjes en hopen sfeer. Bovendien kan je zo afhankelijk van het moment in de dag switchen tussen bepaalde sferen. Wanneer je enkel met spots werkt, kan dit niet. Het helpt om dit visueel te maken. Maak een grondplannetje en duid hier op aan waar je een lamp wilt plaatsen. Met dit verlichtingsplan kan je naar de winkel gaan en behoud je het overzicht.

3. Bepaal de lichtsterkte.

Elke lamp heeft een bepaalde lichtsterkte. Vroeger kon je dit afleiden van de wattage, maar met de opkomst van led-verlichting is dit minder duidelijk. Kijk daarom naar het aantal lumen dat een lamp heeft. Dit vind je op de verpakking. Maar hoeveel lumen heb je nodig? Hierbij een aantal vuistregels:

70Lm - 100Lm - Klein, zacht licht, zoals bijvoorbeeld een nachtlampje.
100Lm - 200Lm - Zacht sfeerlicht.
200Lm - 500Lm - Functioneel sfeerlicht, zoals de verlichting boven je eettafel. Deze lampen worden vaak gedimd, om meer of minder sfeer te geven.
500Lm - 1000Lm - Werkverlichting. Bijvoorbeeld boven je aanrecht of bureau.

4. Kies de juiste lichtkleur.

Naast de sterkte is ook de lichtkleur belangrijk. Ook deze vind je terug op de verpakking. De lichtkleur wordt uitgedrukt in Kelvin (K). Hoe lager het aantal Kelvin, hoe warmer en roder het licht zal zijn, hoe hoger het aantal Kelvin, hoe koeler en blauwer het licht zal aanvoelen.

Voor werkverlichting is te warm licht niet ideaal, maar warm licht kan dan weer gezelliger zijn. Bepaal vooraf waar je je het beste bij voelt. Belangrijk is om bij de aankoop van de verschillende lampen de lichtkleur op mekaar af te stemmen. Zo krijg je een mooi geheel.

Extra warm wit licht (1700 - 2700 Kelvin) - Deze warme lichtkleur wordt gebruikt voor plaatsen waar je extra veel sfeer wilt, zoals in de woonkamer of slaapkamer.
Warm wit licht (3000 Kelvin) - Deze lichtkleur is ideaal voor algemene ruimtes.
Koel wit licht (4000 Kelvin) - Dit type licht helpt je alert en gefocust te blijven, goed voor kantoren dus.
Daglicht (6500 Kelvin) - Dit type verlichting wordt minder toegepast in woningen. Het is een lichtkleur die zich goed leent voor bepaalde sectoren, zoals operatiezalen of laboratoria.

5. Hou rekening met de kleurweergave.

De Color Rendering Index (CRI) geeft aan hoe een lamp kleuren weergeeft. Een lamp met een hoge CRI (90-99) geeft kleuren hetzelfde weer als bij natuurlijk daglicht het geval is. Bij een CRI-waarde van minder dan 70, zal je een zichtbare afwijking zien van de natuurlijke kleur. Dit is met name belangrijk als je een kunstwerk wilt uitlichten, of wanneer je producten wilt verkopen in je winkel. Je wilt uiteraard dat deze hun meest aantrekkelijke zelf zijn.

6. Bepaal het armatuur.

Een armatuur kies je in de eerste plaats op het gevoel. Je kiest een lamp omdat je deze mooi vindt. Toch heeft de keuze van het armatuur een impact op de lichtbeleving. Heeft de lamp enkel direct licht, of ook indirecte verlichting? Zorgt ze voor schaduwen op de muur? Kan je de lichtbron zien zitten of is deze afgeschermd?

Toch kan het soms ook fijn zijn om efkes niks van de regeltjes aan te trekken en voluit te kiezen voor een lamp waar jij blij van wordt, of die sentimentele waarde heeft. Durf vooral je eigenheid naar voor te laten komen.

7. Laat je bijstaan door een professional.

De meeste leveranciers bieden een service aan waarbij ze jouw verlichtingsplan gaan uitdokteren. Ze houden hierbij rekening met jouw smaak en budget. Zeker een goed idee, want zij hebben alle technische kennis in huis en weten wat er op de markt is.

Hoe maak je een verlichtingsplan?